Wie zonder veel kleerscheuren van een aanrijding buiten zijn schuld afkomt, is tevreden als de directe schade snel is afgewikkeld. Dat de gevolgschade van een ongeval ook zónder letsel voor vergoeding in aanmerking komt, is een blinde vlek. Voormalig Aegon-directeur Frits Drost en zijn team ontwikkelden precies daarvoor Gevolgrecht Nederland. Daar kunnen financieel adviseurs eenvoudig en snel hun klanten laten bijstaan door specialisten in licht letsel.
Letselschade en claimhulp zijn een gevoelig onderwerp. Drost benadrukt dat hij absoluut geen ambulance chaser is. Van Amerikaanse toestanden wil hij niets weten. Zijn initiatief Gevolgrecht is er juist om die mensen van dienst zijn die voor gewone letselschadekantoren niet interessant zijn, omdat de wettelijke tarieven voor buitengerechtelijke kosten bij licht letsel te laag zijn.
Voor de kwalificatie licht letsel gelden drie criteria: het totale belang mag niet hoger zijn dan 5.000 euro (exclusief voertuigschade), de arbeidsongeschiktheid duurt korter dan vier weken, en volledig herstel wordt verwacht binnen zes maanden. Dat zijn de maximeringen. Opvallend is dat er geen ondergrenzen aan licht letsel zijn om het in die categorie te laten vallen.
Als jij als zzp’er een dag geen opdrachten kan uitvoeren nadat je bent aangereden, waarom moet je dat dan zelf dragen?
“Dat is het vervelende”, zegt Drost. “Letselschade is hoe het heet. Maar dat betekent niet dat je altijd fysiek letsel moet hebben. Dat is precies het punt dat het gros van de mensen niet weet.” Drost schat dat zo’n 85 procent van de mensen met gevolgschade door een aanrijding met of zonder letsel, daar geen vergoeding voor heeft gekregen. Denk bijvoorbeeld aan de niet-gewerkte uren van een zelfstandige, de niet-vergoede medische kosten of het doorbetalen van een oppas voor de kinderen.
Je zou zeggen dat het de taak is van het intermediair om klanten met schade te wijzen op hun rechten. Betekent het bestaan van Gevolgrecht ook een gebrek aan kennis bij tussenpersonen? Drost vindt van niet. “Ik denk dat veel van dit soort zaken niet eens bij een adviseur boven tafel komen. In de praktijk zijn het de consumenten zelf die hier niet achteraan gaan. Ze weten niet dat het kan.”
Een adviseur die een klant met verkeersschade heeft kan hem doorverwijzen naar Gevolgrecht. Daar is de intake geautomatiseerd, volgt er contact met een medewerker en kan het slachtoffer digitaal z’n stukken opsturen. Daarna maakt Gevolgrecht een schadestaat en dient die in de bij de verzekeraar.
Letselschadekantoren worden er nog wel eens van beschuldigd dat ze bijdragen aan een ongezonde claimcultuur. De Amerikaanse toestanden waar Drost zo bevreesd voor is, gaan wat hem betreft niet op voor Gevolgrecht. “Wij werken alleen op basis van redelijkheid en billijkheid. We zeggen vooraf dat wij er niet zijn om het onderste uit de kan te halen. We zijn er om snel en eenvoudig af te handelen, zodat je ook snel en eenvoudig je vergoeding krijgt.”
Gevolgrecht wordt door verzekeraars betaald volgens de PIV-staffel. Een vastgestelde beloningsstructuur waarvan Drost zichzelf nog op twee vlakken beperkt. “De uitzondering die we maken is dat wij geen rekening sturen als het niet tot een schadeclaim komt. En dat we nooit hogere kosten zullen indienen dan de claim van een klant. Dat vinden we onuitlegbaar”, aldus Drost. Twee zaken waar PIV normaalgesproken wel in voorziet.
Desalniettemin blijft overeind dat de algemene schadelast stijgt door initiatieven als Gevolgrecht. “Dat is zo”, zegt Drost. “Maar besef wel: vandaag de dag worden die kosten ook al gemaakt. Als jij als zzp’er een dag geen opdrachten kunt uitvoeren nadat je bent aangereden, waarom moet je dat dan zelf dragen? Dat is absurd als de wederpartij er gewoon voor verzekerd is en er premie voor betaalt.”